T. Rivas over moraal en maatschappij

Saturday, November 26, 2005

Dominant bericht over een dode mus

(ook geplaatst als Weblog Tegenwicht 23 november 2005)

Het Franse woord canard betekent ‘eend’ maar ook ‘verzinsel’ of ‘vals bericht’. De Nederlandse term mus duidt eveneens een vogel aan en kwam verder al voor in de uitdrukking “iemand blij maken met een dode mus.”. Het lijkt erop dat deze combinatie ‘dode mus’ op den duur ook nog zoiets als ‘opgeblazen mediahype’ kan gaan betekenen.

Dit heeft te maken met een tragisch incident op maandag 14 november j.l. Zoals de kranten badinerend schreven, heeft een mus toen een ‘poging gedaan het wereldrecord dominostenen omgooien te verbeteren.’ Het dier was het Frisian Expo Centre (FEC) te Leeuwarden ingevlogen en gooide 23.000 dominostenen om. Die maakten onderdeel uit van 4.321.000 stenen die men op vrijdag 18 november wilde laten omvallen om zo een wereldrecord te breken. Om te voorkomen dat de poging niet door zou gaan werd een medewerker van Ware Care faunabeheer ingeschakeld. Hij maakte met een luchtbuks een einde aan het leven van de mus.

Sinds deze tragische gebeurtenis plaatsvond, is er erg veel aandacht aan besteed in de media. Helaas getuigde het merendeel van de reacties vooral van een gebrekkig gevoel voor proporties.

De meest rationele en proportionele reacties waren afkomstig van organisaties als de Dierenbescherming. Zij stelde dat mussen beschermde dieren zijn en dat het hoe dan ook te ver gaat om het leven van een individuele vogel op te offeren voor een of ander wereldrecord. Ongeacht of daar ook nog veel geld en andere belangen mee gemoeid zijn.

Minder proportioneel is het gegeven dat de medewerker van Ware Care inmiddels met geweld is bedreigd. Maar ook de hoeveelheid aandacht voor de onnodige dood van de mus staat in geen enkele verhouding tot wat dieren structureel wordt aangedaan in Nederland. Er mag hier te lande bijvoorbeeld nog steeds recreatief gejaagd en gevist worden en er worden dagelijks akelige experimenten gedaan ten koste van talloze levende wezens.

Miljoenen dieren hebben een hels bestaan in de Nederlandse bio-industrie, waarna ze ook nog eens meedogenloos worden geslacht voor volstrekt onnodige menselijke consumptie. Zelfs de gruwelijke bontproductie is nog steeds niet gestaakt. De buitenproportionele en daarmee onwaardige aandacht voor de gesneuvelde mus getuigt dus niet direct van respect voor dieren in Nederland.

De eenzijdige ophef is ook koren op de molen van hen die het opkomen voor dierenrechten in diskrediet willen brengen. Door alle aandacht voor het nare lot van de dode mus, raakt namelijk ook structureel onrecht tegen mensen onderbelicht. Terwijl het helaas al net zo actueel is dat de mensenrechten van bijvoorbeeld asielzoekers in Nederland met voeten worden getreden.

Het zou van respect getuigen als we de arme, onnodig gedode mus verder waardig laten rusten en de nodige juridische maatregelen overlaten aan de Dierenbescherming en vergelijkbare organisaties zoals EDEV. Zo kan er weer meer aandacht komen voor het structurele onrecht in Nederland. Tegen mensen, maar zeker ook tegen dieren.

Underdogs

De laatste jaren erger ik me steeds vaker aan een specifieke uiting van ergernis: het gezeur over de hondenpoep. Naar ik heb begrepen, zouden hondendrollen een van de grootste irritaties vormen voor Nederlanders! Gekoppeld aan berichten over toenemende beperkingen rond plaatsen waar je je hond mag uitlaten of waar een hond naar binnen mag, vind ik deze onsympathieke tendens bovendien verontrustend. Het lijkt een beetje op maximale uitbanning van de viervoeter uit de mensenwereld waar dat maar mogelijk is.
Honden worden door mensen met een faeces-obsessie impliciet neergezet als 'vieze beesten'. Nu kan ik nog enigszins begrip opbrengen voor traditionele bepalingen uit de islamitische of hindoe cultuur op dit punt, omdat die verwijzen naar een totaal andere fysieke omgeving en klimaat. Maar in Nederland slaat het werkelijk nergens op om honden af te schilderen als een soort smerig 'ongedierte'.
Het is bovendien erg ondankbaar als je bedenkt hoeveel generaties honden mensen al ter zijde staan.

Je kunt hier allerlei motieven achter zoeken, zoals een afkeer van wezens die emotioneel afhankelijk van je zijn, vanuit een onbewust verlangen naar meer individuele vrijheid. Ook een drang naar de ongerepte, wilde natuur harmonieert niet zo best met het fenomeen van de sterk gedomesticeerde en 'vermenselijkte' hond. In ieder geval kan minachting voor honden zich op allerlei onsmakelijke manieren manifesteren, zoals een afgeven op de vermeende domheid van honden, het belachelijk maken van hun neigingen, of het met opzet geen rekening houden met hun individuele belangen. Ook de manier waarop een hond onlangs meedogenloos door overvallers aan een hek werd opgehangen, is er een uiting van.

Hoe dan ook hoef je geen hondenliefhebber te zijn om in te zien dat het ronduit speciesistisch is om honden als 'minder' te beschouwen dan andere dieren. Honden verdienen als archetypische huisdieren, net als katten, alle zorg, genegenheid en aandacht waar ze behoefte aan hebben. We zijn daar als mensheid regelrecht moreel toe verplicht.

Dus geen rare dieronvriendelijke inperkingen, maar meer respect voor de hond, juist in deze tijden van verharding!

Thursday, November 17, 2005

Speciesisme soms net iets te duidelijk

Speciesisme is het discrimineren tussen wezens op basis van hun soort. Het gaat daarbij niet zozeer om specifieke overeenkomsten en verschillen tussen dieren en mensen, maar vooral om het simpele feit dat een dier geen mens is.
Discriminatie is soms moeilijk te onderkennen omdat het zo'n 'gewoon' onderdeel uitmaakt van de alledaagse realiteit. Het zijn dan vooral mensen 'van buiten' die de discriminatie opmerken en er meer of minder geshockeerd door zijn. Bijvoorbeeld een westerling die in een ontwikkelingsland geconfronteerd wordt met de structurele achterstelling van vrouwen of etnische minderheden. Speciesistische discriminatie is zo wijd verbreid dat je er eigenlijk alleen echt volledig zicht op kunt krijgen als je besluit het speciesisme te bestrijden.
Toch zijn er wel extra opvallende voorbeelden van speciesisme te bedenken, waarbij zelfs de speciesisten soms nog beseffen dat ze dieren wel heel erg anders behandelen dan mensen. Dat geldt bijvoorbeeld voor boeren die opgegroeid zijn op een traditionele boerderij en inmiddels 'meegegroeid' zijn met de intensieve veehouderij, of voor de slachter die privé erkent dat varkens erg bang zijn voor ze worden geslacht omdat ze aanvoelen wat hun te wachten staat.
Ook voor het grote publiek valt het onrecht dat speciesisme heet niet altijd te ontkennen. Bijvoorbeeld tijdens massale 'noodzakelijke' ruimingen die meedogenloos op TV te zien zijn, of spotjes over de productie van ganzenlever.

Het zou mooi zijn als dit soort ervaringen uiteindelijk leiden tot een bewustwording van het speciesisme en uiteindelijk natuurlijk tot het afwijzen ervan. Daarbij zullen speciesisten die direct belang hebben bij de status quo alles in het werk stellen om het onrecht te verbloemen. Zo stelde een Belgische site onlangs dat de productie van ganzenlever helemaal niet zo dieronvriendelijk zou zijn als men als leek zou denken. Ganzen zouden het in feite heerlijk vinden om vetgemest te worden met overdadig eten.
Gelukkig zal niet iedereen dit soort overduidelijke, smakeloze leugens of halve waarheden slikken, hoe sterk iemands neiging ook kan zijn om de ogen te sluiten. Soms is het speciesisme waarmee men dieren bejegent net iets te duidelijk.

Overleving in de bio-industrie

Vergoelijking van het bestaan van de bio-industrie kan echt ver gaan.
Pas geleden stelde een kennis van mij dat dieren hoe dan ook baat hadden bij intensieve landbouw, want hun overlevingskansen waren in de mensenwereld bijna altijd beter dan in de natuur. Kennelijk had hij nog nooit gehoord van alle jonge dieren die kort na hun geboorte direct worden afgemaakt, omdat ze nutteloos zijn voor de productie. Dat kan ik hem niet nazeggen, aangezien ik al in de jaren ’80 deelnam aan een actie van Lekker Dier op de Dam te Amsterdam met een mand vol lijkjes van vergaste eendagskuikens.
Maar stel nou eens dat hij gelijk zou hebben. Dat individuele dieren dus in ieder geval gemiddeld betere overlevingskansen zouden hebben in de intensieve veeteelt dan in de vrije natuur. Oké, dan zouden die dieren gemiddeld ouder worden dan buiten de landbouw. Zou dat nu echt een argument vormen voor de bio-industrie? Natuurlijk alleen als je overleven altijd beter vindt dan sterven. Gelukkig denken dierenartsen daar anders over, zodat veel dieren tijdig uit hun lijden kunnen worden verlost.
Een vergelijkbare redenering luidt dat de dieren die nu in de bio-industrie worden geboren anders niet eens hadden bestaan. Even los van het feit dat hier impliciet een materialistische vooronderstelling achter zit (een dier zou helemaal samenvallen met zijn lichaam), pleit ook dit argument helemaal niet voor de intensieve veeteelt. De meeste mensen zouden een bestaan van bijna uitsluitend beperkingen, frustratie, verveling, eenzaamheid en fysiek lijden namelijk niet verkiezen boven niet-bestaan. Het argument lijkt een beetje op het aanprijzen van de hel als iets wat nog altijd beter is dan de eeuwige uitdoving van de ziel.

Juist links moet staan voor de absolute waarde van mensenrechten

In sommige linkse kringen leeft de waan dat je links kunt zijn zonder de juistheid van bepaalde absolute morele normen en waarden te onderkennen. Elke ethiek zou volgens deze gedachte volledig afhangen van iemands individuele, relatieve perspectief en er zouden dus ook geen geldige ethische oordelen geveld kunnen worden die dat relatieve perspectief zouden overstijgen. Het bizarre aan deze visie is natuurlijk dat ook typisch linkse doelen, zoals het kleiner maken van de inkomensverschillen tussen werkenden of een zo groot mogelijke solidariteit met uitkeringsgerechtigden, worden gedevalueerd, doordat men er met evenveel recht voor als tegen kan zijn. Dit ontkracht natuurlijk elke argumentatie ten gunste van genoemde doelen en versterkt het cynische beeld van normen en waarden als iets waar iedereen vanuit het eigen belang nu eenmaal anders tegen aankijkt. In feite zit er dan ook een forse denkfout achter, namelijk dat de geldigheid van een ethisch stelsel bepaald wordt door de consensus die erover bestaat. De descriptieve constatering en verklaring van het feit dat mensen individueel verschillen in basale normen en waarden wil normatief nog helemaal niet zeggen dat verschillen op dit gebied ook wenselijk zijn. Er zijn universele morele waarden mogelijk waaraan men allerlei individuele, relatieve posities ondergeschikt kan maken, zoals blijkt uit de rechten van de mens en uit dierenrechten. Dat maakt de moraalfilosofie tot een zinvolle bezigheid die niet gereduceerd kan worden tot het wetenschappelijk in kaart brengen van de meest uiteenlopende opvattingen die mensen er opna houden. Normatieve ethiek is geen descriptieve eticologie.
Nu gebeuren er maar al te vaak dingen die je vanuit linkse idealen alleen maar sterk kunt afkeuren, omdat je anders niet langer geloofwaardig bent. Een voorbeeld is de inhumane manier waarop minister Rita Verdonk omspringt met de belangen van asielzoekers, zowel van mensen die nog wachten op een beslissing als vooral ook van illegalen. Je moet wel erg blind zijn om Verdonks beleid nog verdedigbaar te willen noemen. Haar houding eind 2005 tegenover de overlevenden van de brand in het uitzettingscentrum op Schiphol laat er geen enkele twijfel meer over bestaan dat deze minister een set normen en waarden hanteert die haaks staat op de mensenrechten. De rook van de noodlottige brand eist meer aandacht op dan Verdonks rookgordijnen van gespeelde menselijkheid.
Laten we niet langer doen alsof de postmoderne afwijzing van de absolute waarde van mensenrechten hetzelfde is als mild begrip tonen voor ieders persoonlijke achtergronden. Lieden als Rita Verdonk laten met hun beleid onomstotelijk zien dat we niet het 'doordrukken' van mensenrechten moeten afzweren, maar juist de 'gesofistikeerde' twijfel aan de algemene geldigheid ervan. Juist voorvechters van links moeten ophouden het moreel relativisme te presenteren als bevredigend antwoord op rechts moralisme. Alleen dan kunnen we het rechtse ongelijk overtuigend aantonen.

Democratie en mensenrechten

Democratie betekent letterlijk "heerschappij van het volk" en komt in de praktijk neer op een zekere mate van medezeggenschap van iedere individuele kiezer over het beleid in een bepaalde gemeenschap. Democratie als principe bergt een paradox in zich, omdat het consequent doorgetrokken in de praktijk kan leiden tot het instellen van een dictatuur langs democratische weg. In dat geval zou de democratische orde zichzelf opheffen, wat in strijd is met democratie als politiek beginsel. Het democratische spectrum moet dus beperkt worden tot politieke keuzes die op zichzelf niet kunnen leiden tot de opheffing van de democratie zelf. Democratie impliceert zo het buiten spel zetten van anti-democratische partijen of personen.
Een volgende inperking van democratie heeft betrekking op het terugdringen van het kiesrecht van bepaalde groeperingen die in staat mogen worden geacht tot weloverwogen keuzes. Democratie is in die zin bijvoorbeeld onverenigbaar met partijprogramma's die voor het afschaffen van het kiesrecht van etnische minderheden of vrouwen zijn.
Er zijn echter ook meerderheidskeuzes denkbaar die wel verenigbaar zijn met een principe van democratie, maar die in het licht van mensenrechten toch leiden tot misstanden. Als je democratie zo opvat dat de meerderheid het voor het zeggen heeft binnen een staat, is het voorstelbaar dat de meerderheid weliswaar het kiesrecht van een bepaalde minderheid erkent, maar er tegelijk toch voor ijvert die minderheid zoveel mogelijk te benadelen in andere opzichten. De minderheid kan hier onder lijden, maar zolang zij tegen dit beleid kan stemmen tijdens verkiezingen, is er geen sprake van een ondemocratische situatie.
Dit geeft aan dat democratische verhoudingen nog geen garantie hoeven te zijn voor rechtvaardigheid of menselijkheid, zodat een barbaarse democratie denkbaar is. Een humane democratie die hier rekening mee houdt zal dan ook bepaalde democratische keuzes als ontoelaatbaar moeten bestempelen.

Kiesrecht en andere rechten
Wanneer democratie in alle opzichten als het hoogste goed wordt gezien, stelt men mensenrechten - met uitzondering van het kiesrecht - in feite ter discussie. Het zou niet gaan om normen waarvoor een democratie hoe dan ook moet buigen, maar de wenselijkheid van concrete mensenrechten of zelfs van mensenrechten in het algemeen - nogmaals, met uitzondering van het kiesrecht - zou periodiek getoetst moeten worden aan de wil van de meerderheid. Het afschaffen van de doodstraf, een leefbare sociale zekerheid of basale waardigheid voor asielzoekers kan zo bijvoorbeeld 'gecorrigeerd' worden door een meerderheidsbeslissing.
Het is waarschijnlijk dat we hier een fundamenteel verschil tussen 'sociale' en andere democratische stromingen op het spoor komen. De laatste zouden in dat geval de wil van de meerderheid boven de mensenrechten stellen, terwijl voor de eerste de mensenrechten (als totaalpakket) altijd voorrang zouden genieten, zelfs als dat in bepaalde gevallen de democratie zou inperken.
Ook bij een libertair linkse politiek is overigens nog alle ruimte voor democratie en individuele vrijheid, maar dan wel binnen een algemeen moreel kader van respect voor basale mensenrechten en 'zelfs' grondrechten van dieren.
Het verschil zit hem in de verhouding tussen democratie en andere fundamentele rechten. Wordt kiesrecht gezien als het belangrijkse mensenrecht dat nooit mag worden aangetast, of wordt het beschouwd als slechts een van de vele mensenrechten waardoor het in sommige gevallen ondergeschikt kan zijn aan nog belangrijkere, essentielere rechten?

Terugdringen van barbarij
Een verbod op verkiezingsdeelname door anti-democratische partijen volgt mijns inziens zoals gezegd uit het serieus nemen van het principe van democratie, als waarborg voor de instandhouding van een democratische orde. Indien je niet alleen oog hebt voor kiesrecht maar ook voor andere mensenrechten en dierenrechten, dan ligt het voor de hand dat ook bewegingen die dergelijke rechten ter discussie willen stellen of zelfs actief bestrijden (ten gunste van de belangen van de meerderheid), op den duur uitgesloten worden van het democratisch bestel. Niet alles is immers moreel geoorloofd, ook niet als een meerderheid er geen moeite mee heeft. Dit is zelfs de essentie van de gedachte van grondrechten.

Kleine Intolerantie

Wij zijn irritabele wezens. Als we gestresst zijn of ons niet lekker in ons vel voelen zitten, hebben we al gauw de neiging om negatief te reageren op prikkels uit de buitenwereld die niet helemaal overeenkomen met onze eigen smaak en voorkeuren. Zo kunnen mensen afgeven op muziekstijlen waar ze niet van houden, op kleding die ze zelf nooit aan zouden willen, en zelfs op hele culturen die afwijken van de eigen achtergronden. Het wordt kwalijk als mensen hun eigen voorkeuren ongeremd vertalen in algemene richtsnoeren die voor ieders gedrag zouden moeten gelden. Het draait dan om als 'irritant' beleefde gedragingen van anderen die als zodanig moreel neutraal zijn en waar men zich gemakkelijk aan kan onttrekken. Of anders om onschuldig gedrag waaraan je vooral kunt merken dat er ook nog anderen op de wereld zijn, zoals hoorbare muziek van de buren die qua decibellen en tijdstip binnen de normen van de woningvereniging blijft.
Een macaber actueel voorbeeld van dit type onverdraagzaamheid ziet men in de hetze tegen dak- en thuislozen die steeds minder in het straatbeeld dreigen te worden geduld.
Maar er zijn ook talloze vormen van kleine intolerantie, varierend van een verbod op vrijwillig gedragen hoofddoekjes tot een overspannen oproep Nederland bovenal helemaal 'schoon' of vrij van hondenpoep te maken, en van het benepen weren van elke vorm van pornografie op TV tot truttige opmerkingen over het nuttigen van popcorn die in de kantine van de filmzaal zelf verkocht wordt.
Stuk voor stuk gaat het daarbij zeker niet om redelijke verzoeken rekening te willen houden met een ander, maar om het bestrijden van onschuldig, toelaatbaar gedrag dat jou persoonlijk niet aanspreekt, in een mate die de vrijheid van de ander veel te sterk aantast. Tenzij je de islam wil verbieden, is het bijvoorbeeld absurd om te eisen dat niemand opeens meer met een hoofddoek rondloopt. Tenzij je alle honden van Nederland wil afschieten, lijkt de beste oplossing voor hondenpoep gewoon te liggen bij het werk van de gemeentereiniging, waar hondeneigenaren immers ook hondenbelasting voor betalen. (Natuurlijk moeten hondenbezitters uitkijken waar ze hun huisdier uitlaten, maar dat is geen legitimering voor een soort algemene smetvrees voor hondenpoep.) Tenzij je seksualiteit weer wil terugbrengen tot een activiteit die alleen binnen een vaste relatie mag plaatsvinden, is het uitbannen van alle porno gewoon reactionair. En tenzij je de kantine zelf wil opheffen in een bioscoop, moet je zo sociaal zijn het eetgedrag van anderen tijdens de film zonder geklaag te ondergaan.

Het zou zo mooi zijn als we weer toleranter werden en de kleine irritaties aan de kant schoven ten behoeve van een relaxtere, verdraagzame sfeer van vrijheid en respect. En het zou dan ook niet gek zijn als we weer meer oog kregen voor echte problemen zoals bijvoorbeeld sociale ongelijkheid, dierenmishandeling, oorlog, armoede en honger in de wereld, en natuurlijk onvrijheid door moralisme. Bekrompenheid zet in ieder geval geen zoden aan de dijk.

Respect als uiting van sociale status of individuele waardigheid

Masochisten kunnen het prettig vinden om (doorgaans binnen een veilige setting) vernederd te worden, maar de meeste mensen staan erop dat ze in hun waarde worden gelaten. Een bekende term in dit verband is respect, een woord dat verwarrend genoeg zeer verschillende associaties kan oproepen. In essentie gaat het volgens mij om twee grondbetekenissen. Respect kan te maken hebben met de bevestiging van ongelijkheid tussen mensen, maar juist ook met de bevestiging van gelijkheid. In het eerste geval hebben we het over een erkenning van een verschil in sociale status en in het tweede geval over de eerbiediging van de fundamentele gelijkwaardigheid van ieder afzonderlijk individu. Zo kan een gezagsdrager (bijvoorbeeld een politieagent) erop staan dat men zijn autoriteit eerbiedigt, terwijl een burger kan eisen dat men hem niet vernedert. De twee basisbetekenissen van het woord respect kunnen in concrete situaties dus zelfs recht tegenover elkaar komen staan, doordat het benadrukken van de ongelijkheid in status ten koste kan gaan van de individuele waardigheid.
In feite hangt dit verschillende gebruik van de term respect samen met iemands wereldbeeld en politieke opvattingen. Naarmate men de (egalitaire) waardigheid van het individu belangrijker vindt, wordt (hiërarchisch) respect voor sociale status minder van belang (het kan hoogstens een onmiddellijke situationele functie hebben), of natuurlijk omgekeerd. De spraakverwarring ontstaat doorgaans doordat men het eisen van respect in de zin van erkenning van iemands intrinsieke waardigheid opvat als het eisen van respect voor iemands vermeende sociale status. Vooral als de persoon in kwestie niet of nauwelijks sociale status heeft, kan dit raar en lachwekkend overkomen. Je hoort dan al gauw opmerkingen als 'Wie ben jij nu helemaal?!' of 'Respect krijg je niet zomaar, je moet het verdienen!', terwijl de eiser alleen maar staat op zijn menselijke waardigheid. Zo mogelijk nog verwarrender wordt het voor velen als iemand specifiek respect (in de egalitaire zin, dus los van de concrete prestaties) verlangt in de context van zijn beroep of creatieve activiteiten.

Het is van belang dat respect in de tweede betekenis in ieder geval een bekend concept blijft, want het hangt direct samen met ideeën van algemene, onvervreemdbare mensenrechten. Zo kan men (in het verlengde van een idee van dierenrechten) ook dieren basaal respect toekennen in deze betekenis, terwijl zij natuurlijk doorgaans geen hogere sociale status hebben dan concrete mensen en de hiërarchische betekenis dus niet van toepassing kan zijn.

De spraakverwarring rond respect kan ook doorwerken in botsingen tussen mensen met een verschillende culturele achtergrond. Zeker als men te maken heeft met iemand uit een cultuur met expliciete hiërarchische sociale verhoudingen, kan de misvatting ontstaan dat het verlangen naar respect altijd neerkomt op een verlangen naar status. Als het daarbij gaat om werkloze allochtonen zonder veel opleiding kan dat vermeende verlangen vooral ridicuul en misplaatst overkomen, terwijl er in veel gevallen domweg een universeel verlangen naar erkenning van de individuele menselijke waardigheid in het spel is.
Overigens is deze misvatting niet voorbehouden aan westerlingen. Zelf ben ik een keer gebotst met een zakenman uit India die beduidend welvarender was en een groter sociaal netwerk had dan ik. Om die reden vond hij het bizar toen ik van hem verlangde dat hij me niet uit de hoogte zou behandelen. Mijn verlangen naar respect voor mijn menselijke waardigheid, werd zo door hem misverstaan als een verlangen de rollen om te draaien en hem dus ook minder sociale status toe te schrijven dan mezelf.

Tuesday, November 15, 2005

Groenrechtse uniformiteit

Wat overwegingen bij het bevlogen voorstel van Femke Halsema c.s. om de bijstand af te schaffen:

- Niet iedereen is hetzelfde. Het is een psychologisch feit dat niet iedereen overal geschikt voor is. In die zin is iedereen in een bepaalde mate arbeidsongeschikt, namelijk voor werk dat niet bij de eigen persoonlijkheid past. Er is niet slechts sprake van fysieke beperkingen, psychiatrische aandoeningen, luiheid, en verder dan alleen nog algemene arbeidsgeschiktheid.

- Sommige mensen zijn dermate afwijkend t.o.v. de maatschappelijke norm dat ze helemaal niet geschikt zijn voor regulier werk, maar zonder dat ze daarbij ook nog lijden aan een psychiatrische of fysieke stoornis. Ze zijn 'anders', excentriek, etc. Het kan ook nog gaan om hypersensitiviteit, hoogbegaafdheid, etc. Om kunstenaars, denkers, schrijvers, enz. Of om een gevoelde roeping die voornamelijk op afkeuring of onbegrip stuit, e.d. Niet iedereen is primair uit op maatschappelijke status of een inkomen dat aanmerkelijk boven een sociale uitkering ligt.

- Het huidige sociale beleid is natuurlijk keihard, maar er bestaat in bepaalde gemeenten, in de praktijk nog steeds de mogelijkheid voor medewerkers van Sociale Diensten om maatwerk te leveren, d.w.z. te letten op individuele eigenschappen, behoeften en 'zelfs' wensen van hun cliënten en daar rekening mee te houden in hun beleid. Dit kan ertoe leiden dat iemand (met ieders instemming) langdurig werkloos blijft - met behoud van uitkering - zonder dat er sprake is van een ziekte en ook zonder dat er sprake is van een algemene weigering om zinvol bezig te zijn. Sommige mensen hebben echt geen baat bij een reïntegratie in het reguliere arbeidsproces, maar uitsluitend bij een bevestiging in de positieve activiteiten die zij reeds ontplooien. Het kan daarbij overigens gaan om freelance werk waarvan de inkomsten steeds worden gekort op de uitkering, maar ook onbezoldigd vrijwilligerswerk, ondergewaardeerd schilder- of schrijfwerk, etc.
Nogmaals, zonder dat ze moeten worden neergezet als arbeidsongeschikt om medische of psychiatrische redenen.

- In het plan dat Groen Links nu gepresenteerd heeft, lijkt geen plaats te zijn voor dit type cliënt. Er lijken nog slechts twee mogelijkheden over te blijven: Ofwel alsnog mee gaan draaien op de reguliere arbeidsmarkt ofwel mikken op een WAJONG- of WAO-uitkering. Dit laatste door zich bijvoorbeeld te verdiepen in symptomen van diverse psychiatrische aandoeningen en deze te gaan simuleren tegenover artsen. In beide gevallen is er sprake van een ernstige persoonlijke vernedering, maar de eerste mogelijkheid is feitelijk nog veel erger dan de tweede, omdat in dit geval ook nog de reeds aanwezige zinvolle activiteiten worden belemmerd of onmogelijk gemaakt. Dit komt neer op een grote aantasting van het levensgeluk en voert tot rancune. Het bevestigt dat je nu eenmaal helemaal niet jezelf kunt zijn in deze maatschappelijke ordening en vergroot de evt. reeds ervaren afstand daartoe.

- In plaats van het nu gepresenteerde plan is het veel zinvoller als er een onvoorwaardelijk basisinkomen komt voor iedereen, ongeveer overeenkomend met het huidige sociale minimum. Dit scheelt enorm veel administratie en vernedering van cliënten en creëert een sfeer van tolerantie en pluriformiteit. Van jezelf mogen zijn en je eigen weg mogen volgen. Van het afwijzen van 'je eigen geld verdienen' als ultiem criterium voor persoonlijk en maatschappelijk succes of onafhankelijkheid.

- Het huidige plan doet mij denken aan de arbeidsdwang in het voormalig Oostblok en in Zweden. Er zit een mensbeeld achter dat luidt dat we in wezen allemaal hetzelfde zijn (d.w.z. onpersoonlijk, alsof individualiteit alleen iets voor kapitalisten is), met dezelfde behoeften en belangen. Een mensbeeld dat geen ruimte biedt aan afwijkende personen, en hen direct verkettert als parasieten of anders tenminste pathologiseert als psychiatrische patiënten.
Het soort emancipatie dat er mee beoogd wordt, is een bevoogdende, paternalistische pseudo-emancipatie bruut afgedwongen met de keuze: aanpassen of anders maar verrekken. Groenrechtse uniformiteit.

Door deze ontwikkelingen ben ik het jarenlange vertrouwen in Groen Links plotsklaps verloren en heb ik besloten mijn lidmaatschap op te zeggen.

drs. Titus Rivas, Nijmegen

Tuesday, November 01, 2005

Vissenleed heel normaal op TV
Enkele jaren geleden las ik dat een Amsterdamse kabelmaatschappij het Spaanse TV-kanaal TVE uit haar kabelaanbod weerde omdat deze zender stierengevechten uitzond. Ik vind het terecht als dergelijke barbaarse 'festiviteiten' niet vertoond worden via Nederlandse kabelexploitanten hoewel het scramblen van de gewraakte programma's waarschijnlijk een betere oplossing zou zijn. Een algemene boycot van het kanaal leidt er namelijk toe dat allerlei andere programma's -waaronder bijvoorbeeld Spaanse items tegen het stierenvechten- ook niet meer te zien zijn, en men hoeft daardoor niet zo gauw op begrip van Spaanstalige kijkers te rekenen.
Een van mijn favoriete TV-zenders, Discovery Channel, gaat net zo goed in de fout. Niet zozeer met schokkende beelden van gemartelde stieren, maar met 'leuke', gezellige programma's over hengelsport. Het gaat om een of meer vaste rubrieken die kritiekloos de ether in worden gestuurd over volwassen kerels die het prachtig vinden om vissen op te jagen en te doden. Het schokkendste zijn nog niet eens de beelden van de maaltijden die ze met de gevangen vis aanrichten, ook al heb je diezelfde vis even daarvoor nog tevergeefs zien spartelen om zijn leven. Het ergste zijn de beelden waarbij een nog levend dier met blote handen uit het water wordt getild en soms zelfs een kus van de hengelaar krijgt vanwege zijn omvang en schoonheid. In feite gaat het hier om vergelijkbare gevoelens van menselijke superioriteit en overwicht over andere dieren als in het stierengevecht aan de orde zijn. Maar kennelijk wordt dit over het algemeen veel minder erg gevonden omdat het toch maar simpele koudbloedige vissen zijn.
Zoals de Vissenbescherming benadrukt, zijn vissen gewervelde dieren met gevoelens van pijn en angst. De hengel'sport' is dan ook niets minder dan recreatieve dierenmishandeling die allang verboden had moet zijn. Dat zou alleen al een stuk gemakkelijker zijn dan het weren of scramblen van de talloze programma's waarin vissenleed als iets doodgewoons wordt voorgesteld.

Titus Rivas